Keuzes klimaatbeleid eerste punt bij formatie
De eerste besluiten in de kabinetsformatie moeten gaan over een aantal cruciale keuzes in het klimaatbeleid. Uitbreiding van de infrastructuur voor elektriciteit en waterstof is van fundamenteel belang om onze klimaatdoelen te realiseren. Vanwege deze urgentie moet hierover al bij het begin van de formatie worden besloten. Met zo’n signaal kunnen betrokken bedrijven en maatschappelijke organisaties dan al tijdens de formatie aan slag.
Ook andere onderwerpen om de klimaatdoelen voor zowel 2030 als 2050 te halen, vragen vroeg in de formatie om helderheid.
Snelle politieke besluitvorming is daarnaast van belang om nog invloed te kunnen uitoefenen op de invulling van het nieuwe Europese doel van 55 procent. De Europese onderhandelingen hierover lopen parallel aan de formatie. Een duidelijk standpunt van formerende partijen over de Nederlandse visie op die invulling is daarbij van groot belang. Dit schrijft voorzitter Ed Nijpels van het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord in een brief aan de informateur.
Verhoging van de nationale opgave
Nederland heeft zich in Europa met succes hard gemaakt voor een verhoging van de Europese klimaatdoelen voor 2030 (55 procent) en 2050 (klimaatneutraal). Nu is belangrijk dat Nederland al aan het begin van de formatie ook anticipeert op een hogere nationale opgave voor 2030 en 2050. “Dit vraagt dan ook een aanpassing van de Klimaatwet op de doelstelling voor 2030 en 2050,” aldus Ed Nijpels.
Voer het Klimaatakkoord onverkort uit
De uitvoering van het Klimaatakkoord is daarbij van cruciaal belang. Omdat de huidige maatregelen optellen tot 43 procent reductie zijn aanvullende afspraken nodig om tot 49 procent te komen. Om nog op tijd effect te sorteren moeten die afspraken op zeer korte termijn worden gemaakt. Het tempo moet omhoog en dat vraagt om een sterke programmatische aanpak.
Opgave niet vooruitschuiven
Onlangs verscheen het rapport ‘Bestemming Parijs’ onder leiding van Laura van Geest, met daarin drie scenario’s over wat het hogere EU-doel voor Nederland betekent. Op basis hiervan moeten tijdens de formatie keuzes worden gemaakt voor de nationale opgave. Daarbij moet minstens aan de Klimaatwet (49 procent reductie) worden voldaan.
Er zijn twee keuzes mogelijk. Een Europese opgave van 55 procent betekent volgens de Europese Commissie dat Nederland op een reductie van zo’n 52 procent moet uitkomen.
De andere keuze is een verhoging van de nationale opgave richting 55 procent. Dit ligt volgens het Voortgangsoverleg in het verlengde van de opdracht die bij de onderhandelingen over het Klimaatakkoord aan de tafels is gegeven.
Ook pleiten Nijpels en de tien voorzitters ervoor de opgave niet voor zich uit te schuiven. “Elke ton CO2 die we nu besparen draagt meer bij aan beperking van de opwarming dan een ton die we later besparen. Voor onze toekomstige welvaart is het ook belangrijk ons met verduurzaming te ontwikkelen van achterblijver tot koploper.”
Het Voortgangsoverleg vraagt duidelijkheid over de totale kosten en investeringen die nodig zijn om aan de hogere opgave te voldoen. Naast het principe ‘de vervuiler betaalt’ zou een deel van de financiering uit algemene middelen en additionele financieringsstromen kunnen komen.
Bereid tot grote stappen
Een keuze voor verhoging van de nationale opgave is een niet te onderschatten uitdaging. Ed Nijpels: “De partijen betrokken bij het Klimaatakkoord realiseren zich dat voor verhoging van de nationale opgave grote stappen gezet moeten worden. Daar zijn ze ook toe bereid als er in de formatie een aantal noodzakelijke keuzes worden gemaakt. Ook is er sterke behoefte aan consistentie in beleid en perspectief op de lange termijn.”
Onontkoombare keuzes
Het Voortgangsoverleg benoemt een aantal ‘onontkoombare keuzes’. In de formatie moeten daar duidelijke kaders voor komen. De verduurzaming van de industrie heeft onder andere besluiten nodig over de aanleg van infrastructuur voor waterstof en elektriciteit. Dan gaat het over financiering van investeringen en het wegnemen van wettelijke belemmeringen. De elektriciteitssector moet snel aan de slag kunnen met het zogenoemde CO2-vrije regelbaar vermogen om ook stroom te kunnen leveren als het niet waait en de zon niet schijnt.
Bij mobiliteit vragen onderwerpen als betalen naar gebruik en het subsidiëren van elektrische auto’s na 2025 om snelle duidelijkheid. Voor de verduurzaming van woningen moet het begrip woonlastenneutraliteit helder gedefinieerd worden. Ook zijn hier normen nodig voor isolatie en hybride warmtepompen. De landbouw heeft dringend behoefte aan verdienmodellen die boeren in staat stellen te verduurzamen.
Burgers betrekken
Het Voortgangsoverleg adviseert nadrukkelijk om naast de klimaatakkoordpartijen ook burgers te betrekken bij het klimaatbeleid. “De vraag is niet of, maar hoe burgers het best betrokken kunnen worden. Creëer deze ruimte en wees realistisch en transparant waar burgers wel en geen bijdrage kunnen leveren.” De conclusies van de commissie Brenninkmeijer zullen hierbij een grote rol spelen.