“We staan voor de grootste verbouwing van Nederland”
Nieuwsbericht | 06-11-2021 | 11:05
Met de recente cijfers in gedachten, bogen zo’n 800 bezoekers van de Dag van het Klimaatakkoord zich over de vraag: Hoe kunnen we de uitstoot van broeikasgassen sneller omlaag brengen? In de komende weken vind je op deze plaats impressies van een groot aantal van de sessies, met opnames, korte verslagen, presentaties en foto’s.
In ruim dertig sessies en side-events werden ideeën uitgewisseld over een hoger tempo. De onderwerpen op de Dag beslaan een breed spectrum van technologische innovaties en maatschappelijke vraagstukken: Van waterstof en elektrisch vervoer tot aan de transitie van onderaf en gedragsverandering. Het gesprek werd ook op alle niveaus gevoerd: met de Klimaattop in Glasgow, via de EU, rijksoverheid, gemeenten en energieregio’s, tot aan de burger, de boer en het midden- en kleinbedrijf.
Sessies
Verslagen van de verschillende sessies
-
“Laat je niet ontmoedigen”
-
De recente cijfers van de Klimaatnota en de Klimaat- en Energie Verkenning (KEV21) laten een achterstand zien om het 1,5 °C-doel van het Klimaatakkoord van Parijs te kunnen halen. Dat werd in de openingssessie nog eens benadrukt. Gastheer Ed Nijpels van het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord: “Het is bijna een cliché: we staan voor de grootste verbouwing van Nederland. Vandaag praten we over de oplossingen.”
-
Staatssecretaris Dilan Yeşilgöz-Zegerius van EZK toonde zich optimistisch: “Dankzij alle inspanningen komen we in de buurt van de 49%. Dat mag soms wel wat meer nadruk krijgen. Maar we zijn er nog niet. We hebben recent nog bijna 7 miljard extra beschikbaar gesteld. Op alle vlakken moet meer gebeuren.” Kabinetschef Diederik Samsom van EU-Klimaatcommissaris Frans Timmermans wees op de inzet van de EU op de Klimaattop in Glasgow: de EU-Klimaatwet met een emissiereductie van 55% in 2030—waar Nederland zelf voor lobbyde. Dat wordt ook een uitdaging voor het nieuwe kabinet. Samsom stak een hart onder de riem: “Laat je niet ontmoedigen. Dan kan Nederland hierin vooroplopen.”
In de slotsessie (opnames deel I en deel II) vatte gastheer Nijpels de Dag samen: “We hebben over een veelheid van onderwerpen gesproken, niet om elkaar te overtuigen, maar om elkaar te bevruchten. Dat is inclusief de manifestatie van Extinction Rebellion en de ingelaste sessie daarover. Symbolisch vond ik de First Date tussen iemand van Shell en iemand van de Jonge Klimaatbeweging. Zo vinden we elkaar. Nu nog een nieuw kabinet dat uitvoering geeft aan de uitdaging waar we voor staan.”
-
-
De Klimaatspagaat: Willen + Weten is nog niet Doen
-
Gedrag is een raar ding. Terwijl bijna de hele Nederlandse bevolking weet dat het klimaat verandert door ons eigen toedoen, er ook iets aan wil doen, ondernemen we te weinig actie. We eten nauwelijks minder vlees, stoken ons huis lekker warm en staan nog altijd in de file. Reint Jan Renes, lector aan de Hogeschool van Amsterdam, laat zien waarom we zo’n vat vol tegenstrijdigheden zijn, en waarvan we gelukkig kunnen worden.
-
De deelnemers aan de sessie ‘Uit de Klimaatspagaat’ kregen eerst de gelegenheid zichzelf te scharen achter een van de drie gedragsdeterminanten: willen, weten of doen. Die werden elk geïntroduceerd en gerepresenteerd door één spreker.
Willen: Wethouder Marieke van Doornink van Amsterdam stuit bijna dagelijks op de klimaatspagaat: “Onze eigen doelen van 55% in 2030 zijn nog buiten bereik, want de uitvoering is weerbarstig. Zie de windmolens in Amsterdam. Of de zonnepanelen, waar de klimaatafdeling soms tegenover de ruimtelijke ordening staat. Het schuurt aan alle kanten. We willen dus een burgerberaad. We vragen aan 100 ingelote burgers welke maatregelen we kunnen nemen. Want we kunnen niet in ‘willen’ blijven hangen.”
Weten: Janette Bessembinder van het KNMI: “Het IPCC heeft in 4000 pagina’s ‘samengevat’ wat we nu weten over het klimaat. We weten zoveel en er gebeurt zo weinig. Maar misschien willen we het niet weten?”
Doen: Donald Pols, directeur Milieudefensie: “Ik noem het zelf ‘de paradox van de meetbaarheid’. Hoe beter je je eigen invloed kan meten, hoe beter je ziet hoe bescheiden je impact is. Dat is ironisch. De oplossing moet op een schaal zijn van het probleem zelf; dát motiveert wel! Dus Shell en alle grote vervuilers dwingen, dan doen we zelf mee.”
-
Vanuit zijn gedragswetenschappelijke perspectief probeert Reint Jan Renes de klimaatspagaat te verklaren. “Er zijn elementen die het lastig maken om van ‘weten’ en ‘willen’ naar ‘doen’ te komen. We moeten routines doorbreken. Ook is de vraag: Wat levert het mij op, niet zo gemakkelijk te beantwoorden, zeker als anderen gewoon doorgaan met hun gedrag. Het is ook lastig dat je de opbrengst zelf misschien niet meemaakt, want die zie je pas over twintig, dertig jaar. Dat is wat anders dan bij je dieet, waarbij je elke onsje minder als directe feedback kan zien. Plus: CO2 is abstract, je kan het niet zien.”
“Je moet beleid dan ook steeds ‘doordenken’, van de maatregel die je neemt tot en met de keuze die mensen moeten maken. Wat betekent die maatregel voor het gedrag? Mooi hoor, subsidies, maar je kan al gedeprimeerd worden van de eerste klik als je ernaar op zoek gaat. We moeten ook wat misverstanden uit de weg ruimen: de onverschilligheid, het ongeloof, dat mensen het onnodig vinden. En werken aan de capaciteit, de vaardigheden, en de gelegenheid scheppen. Het moet gemakkelijker worden. Die dingen moeten we doordenken als we beleid maken, innovaties invoeren en communiceren. Keuzes hangen samen met elkaar. Doe geen overvloed aan leuke dingetjes, maar durf! Want je kan zeker blij worden als je dingen voor het klimaat doet!”
-
In dat optimisme kunnen de sprekers zich goed vinden. De sessie eindigt dan ook met een positieve toon van de sprekers. Wethouder van Doornink: “De overheid mag best veel steviger aanpakken en dan ons vragen. Maar zorg ook voor de lol, met je buurt!” Donald Pols tipt: “Wordt lid van de goede organisaties en stem op de goede partij.” En tot slot Janette Bessembinder: “Laten we ook eens anders leren kijken naar de dingen om ons heen. Ik word heel vrolijk als ik al die zonnepanelen bij mijn buren zie. Dan weten we dat we het ergens voor doen.”
-
De opnames:
- Deel 1 (tijdens de Openingssessie, vanaf dit moment).
- Deel 2: aparte sessie
De presentatie van Reint Jan Renes.
-
-
Hoe profiteren we maximaal van ‘de transitie van onderaf’?
-
Nationale klimaatplannen staan vaak op grote afstand van de bewoners, en stuiten best vaak op weerstand zodra die in de wijken en buurten terechtkomen. Dus als er in de wijk of de buurt iets ‘vanzelf’ ontstaat, dan brengt dat meteen betrokkenheid en draagvlak mee. Die gelegenheid mag niet voorbijgaan. De sessie ‘De transitie van onderaf’ liet zien dat bewoners en gemeente elkaar nodig hebben, maar elkaar niet altijd even gemakkelijk vinden.
-
Het goede nieuws is: het barst van de initiatieven van bewoners voor oplossingen tegen opwarming van het klimaat. Heel veel mensen nemen verantwoordelijkheid en doen soms met de buren iets aan het klimaat. Gezamenlijk zonnepanelen aanschaffen ligt tegenwoordig al bijna voor de hand. Maar ook ingewikkelder zaken zoals isoleren, of zelfs een gedeeld warmtenet en ’van het aardgas af’, worden gerealiseerd.
In de sessie kwamen bewoners aan het woord, gemeentes, en enkele wetenschappers om de ‘transitie van onderaf’ te duiden. Gijs Diercks van DRIFT trapte de sessie af met een verwijzing naar de grote invloed van burgers in de transitie die in mobiliteit heeft plaatsgevonden. “Transities gaan over snelheid én richting. De beweging van onderaf is cruciaal voor het geven van richting.”
-
Twee praktijkverhalen uit Wassenaar en Balk laten zien hoe weerbarstig die praktijk is. De gemeente Wassenaar ondersteunde de initiatieven van het buurtteam voor zonnepanelen wel, bijvoorbeeld met communicatiemiddelen. Maar de gemeente vond het nog wel te vroeg om het buurtteam mee te laten denken over de ‘Transitievisie Warmte’, zo vertelt Kees van der Kroft van het buurtteam. Een gemiste kans, vindt hij.
In de gemeente De Fryske Marren, met onder andere het dorp Balk, heeft het verhaal een heel ander karakter. Daar stuitte het bewonersinitiatief voor een warmtenet op een welwillende ambtenaar in de persoon van Hylke Hekkenberg. Goffe Venema van het bewonersinitiatief steekt uitgebreid de loftrompet over de samenwerking, die wellicht gaat leiden tot een aardgasloos Balk.
-
De analyse van Roel Woudstra (Buurkracht) en Gijs Dierckx (DRIFT) levert een gemengd beeld op. Er zijn veel hindernissen. Vaak zit een wereld van verschil tussen de ambtenaren en de bewoners. Er is een gebrek aan kennis aan beide zijden. De grote middengroep wordt niet bereikt.
Maar er zit vooruitgang in. Gemeentes zijn bezig te leren van de goede voorbeelden. Zo vertelt Anna Ankone van de VNG over de kersverse Leerkring Samenwerking gemeente en bewonersinitiatieven. En tegelijk kijkt ook de rijksoverheid naar dit soort samenwerking. Thomas van Manen Kooij van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is bezig met een document naar aanleiding van de motie-Van Gerven, die vroeg om een visie hierop.
Gijs Dierckx laat niet na om te zeggen hoe belangrijk het is dat bewoners en gemeenten elkaar vinden. “De overheid moet initiatieven omarmen en mogelijk maken, maar niet doodknuffelen.” Roel Woudstra zegt vanuit zijn ervaring in het bijstaan van dergelijke initiatieven met Buurkracht dat iedereen geholpen is met een duidelijk ‘stappenplan’. “Samenwerking heeft structuur nodig, en vaak moet er ook geld bij. Want ook onze ‘mediation’ kost geld. Geef vooral de stappen weer die je gaat zetten, en geef aan wie welke rol speelt. Bewoners begrijpen dat goed en hebben die duidelijkheid nodig.”
-
-
De energietransitie en het Klimaatakkoord in grafieken
-
Martien Visser, lector Energietransitie en Netwerken aan de Hanzehogeschool Groningen, is ook wel bekend van ‘de grafiek van de dag’, die hij dagelijks op twitter publiceert. Speciaal voor de Dag van het Klimaatakkoord vat hij de energietransitie samen in een twintigtal grafieken: “Conclusie: we zijn lekker op weg; maar we hebben nog veel uitdagend werk voor de boeg.”
-
- Visser kijkt naar nu, de situatie tot 2030 en de situatie daarna
- Een aardappel zorgt voor veel minder broeikasgas dan pasta, en zeker dan rijst (vanwege de CH4-uitstoot). Fietsen op pasta is voor het klimaat slechter dan op een e-bike (maar natuurlijk niet voor de gezondheid).
- Nederland scoort slecht in duurzame energie in Europa, maar staat in de middenmoot als je geen biomassa of waterkracht meerekent.
- In aandeel zonne-energie is Nederland nu derde van de wereld, volgend jaar tweede (achter Australië).
- Nederland is in duurzame stroom de snelste stijger.
- Onze uitstoot daalt wel! Maar dan rekenen we niet mee: vliegen en import van goederen (en hun CO2-afdruk).
- Als we stappen willen maken met bestaande technologie kost dat 5 tot 7 jaar. Nieuwe infrastructuur (netwerken) kost 10 tot 15 jaar voorbereiding, introductie van nieuwe technologie (inclusief kernenergie) 15 tot 25 jaar.
- Nu al produceren alle duurzame bronnen soms samen al meer stroom dan we zelf nodig hebben, in 2030 zal dat in ongeveer een kwart van de tijd zo zijn. We moeten dus nu aan de gang met vraagsturing, batterijen/opslag. Maar er gebeurt niks!
- Sommige klimaatzaken gaan nu vanzelf, zoals de toename van elektrische auto’s. de uitdaging zit in gebouwen, mkb.
- Voor de periode na 2030 moeten we nu aan de slag: bijvoorbeeld offshore energie-eilanden, biomassa als grondstof voor de chemie, waterstofstaal, rijstteelt zonder CH4.
- En vlak voor de borrel: kraanwater kost nauwelijks CO2, maar een bubbelwijntje des te meer (vanwege de dikke flessen).
De slides met de grafieken vindt u hier
-
-
Voortgangsfabriek: CO2-reductie in de zorg
-
Evelyn Brakema (huisarts in opleiding en onderzoeker naar duurzame zorg) voert het woord tijdens de sessie van de Dag van het Klimaatakkoord over bindende afspraken voor de verduurzaming van de zorgsector, gefocust op circulariteit en energieverbruikbeperking. Immers, 7% van onze nationale CO2-voetprint wordt uitgestoten door de zorgsector. Evelyn legt uit dat deze CO2-uitstoot veel schade berokkent en met concrete actie kan worden terugedrongen. De uitstoot bestaat voor een groot deel uit de klimaatbeheersing van (zorg)gebouwen: 38% procent van het energieverbruik zit namelijk in het verwarmen en reguleren van de binnenruimte in, bijvoorbeeld, ziekenhuizen.
-
Medicijngebruik is daarnaast ook een factor waarmee rekening moet worden gehouden in de verduurzaming. Door doelmatiger en zuiniger medicijnen voor te schrijven, kan grondstofefficiëntie ook op dat gebied verbeterd worden. Desgelijks zal er in de opleiding Farmacie meer aandacht moeten komen over de milieueffecten van geneesmiddelen, van de ontwikkeling, het voorschrijven en het gebruik van de medicijnen tot aan de afvalverwerking van de medicijnresten. Tijdens de sessie over dit onderwerp is er daarom ook aandacht gevraagd om in Green Deals (op Europees niveau) voor de verduurzaming van de zorgsector aandacht te besteden.
-
Zo zijn er mooie voorbeelden te vinden uit de sector waarbij er in de praktijk aan de slag is gegaan met milieuvriendelijke processen. Het Bravis ziekenhuis is bijvoorbeeld bezig met het afvangen van narcosegassen. Hiermee wordt er veel CO2-uitstoot beperkt en ontstaan er nieuwe ideeën en technieken die kunnen worden toegepast in de praktijk. De Groene Zorgalliantie, die is opgezet door Evelyn Brakema, gebruikt deze groene voorbeelden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Goede voorbeelden bereiken de praktijk hierdoor sneller en directer, waardoor de ambities van deze alliantie, energiebesparing en ondersteuning voor bestuurders die duurzaamheid uitstralen, dichterbij komen. Het uiteindelijke doel is ook deze sector naar ‘zero emission’ te krijgen (met als ijkpunt 2050). Er wordt daarom ook opgeroepen om vanuit de overheid prikkels en financieringen vrij te maken om ziekhuizen te stimuleren tot verduurzaming.
-
De Groene Zorgalliantie gaat in gesprek met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om tot concrete actiedoelen en opdracht te komen. Via Milieuplatformzorg kunnen handleidingen en tips voor spelers in de zorg worden ingezien. Al deze voorbeelden zouden kunnen helpen om voor een toekomstige generatie medewerkers in de zorg het duurzaamheidsdenken volledig toe te passen in het werkveld: van medicijnvoorschriften tot materiaalgebruik in ziekenhuizen.
-
-
Voortgangsfabriek: Duurzame mobiliteit vereist een nationaal plan voor laadpalen
-
Duurzame mobiliteit vormt binnen het Klimaatakkoord een belangrijke pijler. Daarvoor is elektrische automobiliteit neergezet als duurzaam alternatief voor de fossiele automobiliteit. Om dit doel te bereiken, is er een groot netwerk van laadpalen nodig om auto’s te kunnen voorzien van duurzame stroom. Tijdens de Dag van het Klimaatakkoord 2021 was de organisatie Elaad te gast om te vertellen over hun werkzaamheden. Zij bieden gemeenten advies en tools aan om hun oplaadinfrastructuur op orde te krijgen. Hierin wordt slim laden een steeds belangrijker element: de laadpalen werken dan op basis van zonne- en windenergie en er ontstaat ‘samenwerking’ tussen de laadpalen, het voertuig en de bebouwde omgeving. Elaad test ook de zijde van het voertuig. Zo is het noodzakelijk dat alle laadpalen geschikt zijn voor alle typen elektrische auto’s. Op de lange termijn moeten de voertuigen ook elektriciteit kunnen teruggeven aan het net. Deze optie vormt de mogelijkheid om ‘slim laden’ naar een hoger niveau te tillen. Op deze manier kunnen auto’s volwaardig fungeren in het opslaan van elektriciteit en op piekmomenten ondersteuning te bieden aan het elektriciteitsnet.
Bekijk de sessie via ons YouTube-kanaal.
-
In deze sector is er samenwerking met andere partijen, zoals netbeheerders en de industrie, om de dienstverlening te verbeteren. Deze samenwerking helpt juist tot slimmere oplossingen te komen, zoals het gedetailleerder in kaart brengen van de energiebehoefte. De klassieke verkokering van deze sectoren wordt door de samenwerking die vereist is door de energietransitie, doorbroken: metaalbedrijven (de industrie), netbeheerders, gemeenten en laadpaalontwikkelaars komen samen aan tafel.
Er valt volgens Elaad een wereld te winnen tussen ministeries (Infrastructuur en Waterstaat en Economische Zaken en Klimaat). Door één regierol aan te stellen, kunnen er duidelijkere keuzes worden gemaakt en uiteindelijk ook beter in kaart worden gebracht waar welke energiebehoefte ontstaat en welk netsysteem je daarvoor nodig hebt.
-
-
Voortgangsfabriek: Energieprojecten op rijksgronden
-
Om de energietransitie op lokaal en regionaal niveau te stimuleren, kunnen grootschalige energieprojecten op rijksgronden bijdragen aan het behalen van nationale doelstellingen, aldus Willem Roeterdink, Beleidsmedewerker Directie Energie & Omgeving at Ministerie van Economische Zaken . Daarvoor zijn de zogeheten RES'en belangrijk (Regionale Energiestrategieën). Hiermee geven regionale gebieden in Nederland aan wat zij 'aanbieden' in ruimtelijke projecten om te voldoen aan de energietransitie, zoals plannen voor windenergieparken. Met het nieuwe programma OER (Opwek van Energie op Rijksvastgoed) ondersteunt het ministerie van Economische Zaken en Klimaat om rijksvastgoed te verduurzamen. Aan de hand van 10 projecten onderzoekt het Rijk hoe Rijksgrond zo optimaal mogelijk en met maatschappelijk draagvlak kan worden ingezet voor het opwekken van hernieuwbare energie.
Bekijk de sessie terug via ons YouTube-kanaal.
-
-
Voortgangsfabriek: De uitstootverlaging in de de industrie
-
Bedrijven zijn afhankelijk van technologieën in vormen van bijvoorbeeld infrastructuur, die door de overheid kan worden georganiseerd. Er zijn zes clusters in programmavorm in kaart gebracht voor de plannen van de industrie om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Naast het gezamenlijke commitment van bedrijven geven de plannen ook weer wat zij van de overheid en andere partijen nodig hebben. Dat zijn bijvoorbeeld infrastructurele voorzieningen (leidingnetten) en regelgeving.
Bekijk de sessie over de verduurzaming van de industrie terug via ons YouTube-kanaal: deel I en deel II.
-
-
Voortgangsfabriek: de energietransitie in de kastuinbouw
-
De tuinbouwsector verbruikt veel energie en warmte om de productie van groenten en fruit op peil te houden. Tuinders zouden met kennis en prikkels moeten worden geholpen om deze energiebehoefte te verduurzamen. Enerzijds gaat het over het verlagen van de energievraag en anderzijds om de energieproductie aan te sluiten op duurzame hulpbronnen.
De tuinder heeft allerlei vormen van energie nodig: gas, elektriciteit (en CO2). Tuinders werken daarom steeds vaker met zogeheten warmtekrachtinstallaties. Hiermee kan de CO2 die geproduceerd is, worden afgevangen en worden hergebruikt in de kas.
De doelstelling is dat de gasproductie naar beneden gaat: volledige energietransitie. Hierdoor moet er worden gezocht naar andere technieken en oplossingen om CO2 in te zetten voor de groei van gewassen. Zo kan er CO2 uit de buitenlucht worden gehaald, of door middel van CO2-distubitie vanuit de haven naar de kassen. Dit is een complexe opgave die samen met de regio en gemeenten moet worden opgepakt. De Regionale Energiestrategieën kunnen daarin helpen: de energievraag (of CO2-behoefte) van de kasbouwsector beter laten aansluiten op de energie-opwek en reststromen.Bekijk de sessie terug via ons YouTube-kanaal.
-
-
Het nieuwe kabinet moet de gaten gaan dichten
-
De sessie ‘Gaten dichten: Van Urgenda naar Europa 25% 49% 55%’ draaide om de vraag: waar moet het nieuwe kabinet mee aan de slag, en hoe? Ed Nijpels ontving Pieter Boot (PBL) Marjolein Demmers (Natuur en Milieu), Niels Kastelein (hoofd Klimaat bij EZK) en Frans Rooijers van het Klimaat Beleid Team.
Recent stuurde voorzitter Ed Nijpels van het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord een brief aan de informateurs, mede naar aanleiding van de Klimaatnota en de Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Daarin staan de vijf opgaves voor het klimaatbeleid, en veertien aanbevelingen voor een hoger tempo in de uitvoering van het Klimaatakkoord. -
Na de introductie van Ed Nijpels met de hoofdpunten uit zijn brief gaf Pieter Boot van het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) nog wat toelichting op de KEV. Die toonde aan dat Nederland nog achterloopt op zijn 49% doelstelling uit het Klimaatakkoord.
Pieter Boot, door Nijpels benoemd tot ‘onafhankelijk scheidsrechter’ van het klimaatbeleid, is desondanks niet zo pessimistisch. Hij heeft de grootste zorgen over de sector landbouw: “Die heeft in megatonnen dezelfde achterstand als de sector gebouwde omgeving, maar daar neemt de uitstoot tenminste nog af. In landbouw gebeurt niets; in landgebruik gelukkig nog wel.”
Niels Kastelein gaf toe dat de formatie wel een paar maanden lang had geleid tot ‘duimendraaien’ op zijn ministerie, maar dat er gelukkig toch de laatste maanden best wat gebeurde: de CO2-heffing voor de industrie, extra geld voor bijvoorbeeld isolatie van huizen, elektrische auto’s en subsidies voor de industrie. Nu plukken de formateurs ruim uit de ‘fiches’ voor het klimaatbeleid die klaarliggen bij EZK, over allerhande onderwerpen.
Voor het komende regeerakkoord hoopt Kastelein op een paar dingen: “Zonder meteen naar burgerberaad te gaan: we moeten met de burger in gesprek. We moeten voldoende ‘handjes’ organiseren om de transitie te kunnen realiseren. En dat we de lusten en lasten goed verdelen. Maar laten we ons in de discussie over een hoger doel realiseren dat een aantal grote investeringen niet zomaar vóór 2030 resultaat geven, zoals een kerncentrale, of in de industrie.” Zelf bereidt hij op een aantal fronten strengere regie voor. Zo komt komend jaar de MIEK uit: de Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat. Die moet een antwoord geven op de veelgehoorde wens om leidingnetten aan te leggen (voor H2 en CO2) of te verstevigen (voor stroom).Frans Rooijers doet nog een extra pleidooi voor hogere prijzen van fossiele producten: “We zitten in een crisis, dat moeten we ons realiseren. We moeten dus onorthodoxe maateregelen nemen, en forse keuzes maken. Een Europees systeem van emissiehandel voor gebouwde omgeving of transport gaat in Nederland niet voldoende helpen. Dus we moeten in Nederland strengere CO2-normen leggen voor die sectoren, om een systeemverandering te krijgen.”
Marjolein Demmers ziet graag een veel strengere doelstelling van 65% emissiereductie in 2030 in het regeerakkoord. “Die is onontkoombaar als je kijkt naar de 1,5 °C-doelstelling van Parijs.” Mét bijna de rest van de zaal, ziet zij ook niks in een ‘dun regeerakkoord’ alleen op hoofdlijnen. “Je moet echt met normeren en beprijzen komen. Haal de perverse prikkels uit het systeem, zoals de korting op de energiebelasting voor grootverbruikers.”
-
-
De kern van de energietransitie zit in de uitvoering
-
In 2030 moet de Nederlandse industrie de CO2-emissie met 49 procent hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. Om dit doel te behalen moet er vervolgens meer aandacht worden besteed aan de uitvoering van het Klimaatakkoord. De uitvoering van de doelstellingen in het Klimaatakkoord staat centraal in de voortgangsfabriek die tijdens de Dag van het Klimaatakkoord aan bod kwam.
Volgens het Klimaatakkoord mag de industrie in 2030 14,3 megaton CO2 minder uitstoten. Het Europese emissiehandelssysteem helpt erbij om dit doel te behalen. Het stelt een prijs op de uitgestoten CO2 van de industrie. Bedrijven moeten worden geholpen om het productieproces te verduurzamen, door bijvoorbeeld prijsprikkels. Het Klimaatakkoord kan daarbij helpen om doelen scherp te krijgen en bedrijven duidelijkheid te geven. Hoe kan de overheid de industrie verder helpen? Kijk daarvoor deel I en deel II van de deelsessie Voortgangsfabriek terug.
-
Bedrijven zijn afhankelijk van technologieën in vormen van bijvoorbeeld infrastructuur, die door de overheid kan worden georganiseerd. Er zijn zes clusters in programmavorm in kaart gebracht voor de plannen van de industrie om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Naast het gezamenlijke commitment van bedrijven geven de plannen ook weer wat zij van de overheid en andere partijen nodig hebben. Dat zijn bijvoorbeeld infrastructurele voorzieningen (leidingnetten) en regelgeving.
-
De Voortgangsfabriek vraagt meer aandacht voor de uitvoering van de plannen die er al liggen op het gebied van waterstofinfrastructuur. Sprekers pleiter ervoor om een nationaal beeld te schetsen van wat er gedaan moet worden om CO2-neutraal te worden in 2050. Dit wordt backcasting genoemd: wat is het doel? Redeneer dan terug in de tijd: wat is er wanneer nodig aan deskundigheid en technieken?
Op de website van Verduurzamingindustrie.nl kun je zien welke plannen er zijn voor de industrie. Bedrijven kunnen op deze website bekijken wat er gedaan kan worden met hun doelstellingen. Er is concreet aandacht voor de uitvoering en de juiste ondersteuning. Dit is nodig om ambities om te zetten naar actie.
-
-
Versnellen naar een fossielvrije industrie: het kan!
-
Zelfs de beste groene industriepolitiek zal in 2030 nog niet tot een fossielvrije industrie leiden, zoals Marjan Minnesma van Urgenda wil. Maar “de afstand tussen verbeelding en realisatie is nog nooit zo klein geweest,” is een bemoedigend citaat uit de mond van een van de industriële leiders bij deze sessie. De industrie heeft grote ambities, maar ook wel wat wensen.
Wat is nodig? Veel meer wind op zee voor elektriciteit en groene waterstof; leidingnetten voor groene waterstof en zwaardere stroomnetten; gunstige wet- en regelgeving en snellere procedures; meebetalen aan de ‘onrendabele top’ (zo’n 20% van de investeringen), dus subsidies. Volgens Minnesma—die al op weg was naar de Klimaattop in Glasgow—kost dat de Nederlandse schatkist een investering van 2 tot 4 miljard euro per jaar.
Halveren van de uitstoot in 2030 (ten opzichte van 1990) lijkt mogelijk, maar de overheid moet de regie nemen, vindt iedereen. Dus is de hoogste prioriteit voor iedereen: snel een kabinet, mag ook zonder aparte minister voor Klimaat, maar wel met binnen pakweg twee jaar een paar belangrijke besluiten over het wensenlijstje.
Kijk de hele sessie terug.
-
- Marjan Minnesma van Urgenda (geïnterviewd in twee aparte filmpjes deel 1 en deel 2): “Ik wil mikken op een fossielvrije industrie per 2030. Dat is ons ‘Woman on the Moon’-project.
- Carolien Gehrels, voorzitter van het uitvoeringsoverleg Industrie: “Ik wil het nieuwe kabinet adviseren: praat eerst met de ‘grote vissen’, zorg voor infrastructuur en meer wind op zee. Hier zie ik veel bereidheid en concrete plannen.”
- Hans van Den Berg, directievoorzitter Tata Steel Nederland: “Wij hebben nu 2 gigawatt aan groene waterstof nodig, en 5 GW in 2030. Dan kunnen we tussen 2030 en ’38 bijna fossielvrij staal maken.”
- Frank Kuijpers, General manager Corporate Sustainability: “Als je dan ook de scope-III reducties meeneemt, dus de lagere uitstoot bij onze klanten, dan zitten wij in 2030 op meer dan 50% reductie.”
- Marjan van Loon, President-directeur Shell Nederland: “Laten we niet meedoen aan de ‘doelstellingenbingo’. Laten we eerst maar eens op gang komen en dan praten over verhogen van de doelen van 49% naar 55%.”
- Claire Schreurs, manager Energy & Sustainability papierfabriek Smurfit Kappa: “De papiersector zit nu al op zo’n kwart lagere uitstoot dan in 1990, dus bij de top-10% van Europa. Technisch is het haalbaar om met elektrificatie en procesinnovatie fossielvrij te worden, maar dan hebben we langer nodig dan 2030.”
- Ivo Würzner; Algemeen directeur Baksteenfabrikant Rodruza: “Zorg ervoor dat die groene waterstof uit wind-op-zee niet alleen aan de kust blijft maar ook bij ons terecht komt.”
- Silvio Erkens (Kamerlid VVD): “We zijn voor een maatwerk-aanpak voor de industrie. Wij steunen een hogere capaciteit voor wind op zee, maar een factor of vier of vijf is niet realistisch.”
- Joris Thijssen (Kamerlid PvdA): “Uit de subsidieregeling SDE++ gaan nu miljarden naar opslag van CO2. Die regelingen moeten opengesteld worden voor groene waterstof!”
- Kijk deze sessie terug: deel I en deel II.
-
-
Waterstof in Nederland gaat nog niet hard genoeg
-
Schoorvoetend is Nederland bezig met de opschaling van groene waterstof. De perspectieven zijn best aardig, maar iedereen wil harder. Dan zijn er nog wel wat hindernissen te overwinnen, zoals in infrastructuur, productie, gebruik en wet- en regelgeving.
Bij de goedbezochte sessie (zie het hier terug) op de Dag van het Klimaatakkoord laten de sprekers zien dat groene waterstof in Nederland volop in de aandacht staat, en meer dan dat. De industrie gebruikt nu al waterstof, maar die is nog ‘grijs’ (want gemaakt uit aardgas, met uitstoot van CO2). Voor de ‘groene’ variant, dus zonder uitstoot van CO2, staan al 130 projecten op stapel. Op 1 januari gaat het Nationaal Waterstofprogramma van start, en Gasunie is aangewezen om een landelijk waterstofnet voor te bereiden. Maar het gaat nog niet hard genoeg, vinden de meeste sprekers. Aan alle fronten is “Versnellen naar Parijs” nodig.
-
Groene waterstof wordt met zogenoemde electrolysers en groene elektriciteit gemaakt uit water. Voor relevante hoeveelheden groene waterstof zijn dus twee dingen nodig: meer groene energie, bijvoorbeeld van windturbines op zee. En grotere electrolysers.
Jacqueline Vaessen van Nexstep schetst de uitdaging: “Voor de waterstof die Tata Steel voor een schoon staalprocedé nodig heeft is 6 miljard watt aan windturbines nodig. In windpark ‘IJmuiden Ver’ komt 4 GW. Dat is dus al te weinig.” De hoeveelheid windturbines op zee, waarvan het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord zelf al aan de informateurs heeft gevraagd om verdubbeling, moet dus nóg verder omhoog.
Electrolysers zijn er nu wel op schaal van miljoenen watten vermogen, maar dat moet een factor tien tot twintig omhoog. Dat hoeft geen probleem te zijn, denkt hoogleraar Ad van Wijk van de TU Delft: “Een electrolyser is een elektrochemisch apparaat, een beetje zoals een zonnecel. Opschalen betekent dan: je legt er een aantal naast of op elkaar. Wat we nodig hebben is grootschalige productie van die electrolysers; dan worden die vanzelf veel goedkoper!”
Jan Willem Langeraar van Hygro is bezig met een windturbine die direct waterstof maakt. “Dat is veel goedkoper. Dan bespaar je namelijk veel apparatuur en transportnetten om de windenergie eerst om te zetten in elektriciteit, te transporteren en dan pas de elektrolyse te gaan toepassen. Je kunt in een windturbine direct een electrolyser plaatsen, ook op zee. Je bespaart daarmee ook ontzettend veel ruimte, tot wel 60%. Dit is dus geen technisch probleem. Onze berekeningen wijzen erop dat een offshore windpark voor waterstof in 2025 al even duur is, of zelfs goedkoper dan een windpark dat stroom maakt.” Waarom dan niet aan de slag? Helaas kan Langeraar met zijn concept nog niet meedingen voor een concessie op zee of voor subsidie. “Daarvoor is de wet- en regelgeving nog niet geschikt.”
-
Ad van Wijk ziet grote voordelen voor waterstofnetten: “Ja, we moeten ons elektriciteitsnet versterken, zoals zo vaak wordt gezegd. Maar de capaciteit van een gasnet is, gemeten in hoeveel energie, tien tot vijftien keer zo groot! En die gasleidingen hebben we al, naar gebieden, en ook naar de bakker en de glastuinbouw. Dus laten we daarop mikken.”
Datzelfde argument gebruikt Van Wijk om te pleiten voor zo’n waterstofnet op zee, waarmee de energie gemakkelijker aan land komt dan met een stroomkabel. “Er is net een nieuwe concessie uitgegeven voor het winnen van aardgas op de Noordzee. Dat kan de bedoeling toch niet zijn? Als we daar nou eens direct, ter plekke, waterstof van maken en de CO2 in de bodem terugstoppen? De waterstof gaat in de gasleiding, en zo kunnen we sneller gaan voor dat waterstofnet op de Noordzee. Daar kunnen dan ook de windturbines voor gaan produceren.”Nog een voordeel van waterstof: dat kan je ook gemakkelijker opslaan dan stroom. Dat is ook nodig om energie in de zomer juist in de koude winter te kunnen gebruiken. Van Wijk ziet een oplossing in zoutkoepels. “We gebruiken er al vijf voor aardgas-opslag, en gaan er nu ook twee voor waterstof inzetten. Zo kan je uiteindelijk voor een jaar energie opslaan.”
-
‘Versnellen naar Parijs’ voor groene waterstof betekent volgens verschillende sprekers ook: import uit andere gebieden, waar veel meer ruimte, zon en wind zijn. Dat zal ook nodig zijn, beaamt Wilco van der Lans van Havenbedrijf Rotterdam: “Als we kijken naar onze doelstellingen voor wind op zee: om de hele industrie te voorzien is wel tien keer zo veel nodig!” Kansen te over voor de haven van Rotterdam, tipt Van Wijk: “Zeebrugge heeft een belang genomen in productie in Oman, Hamburg in Marokko.”
-
En natuurlijk moeten productie en transport gelijk oplopen met méér gebruik van groene waterstof. Dat is soms lastig want er zijn soms andere apparaten voor nodig dan voor aardgas of voor elektriciteit. Maar de industrie kan al vrij simpel een goede start maken door het huidige verbruik van ‘grijs’ om te zetten naar ‘groen’. Tegelijk lopen er vele pilots in mobiliteit en gebouwen. Anne Melchers, kwartiermaker van het Nationaal Waterstof Programma: “We hebben nu met meer dan 100 partijen geïnventariseerd dat er 130 projecten in Nederland lopen. Daarvoor hebben we nu een werkplan, en er is 250 miljoen euro beschikbaar aan subsidies gesteld.”
-
De sprekers zeggen eigenlijk allemaal dat de toekomst van groene waterstof in Nederland staat of valt met een centrale regie. Anne Melchers van het NWP: “Natuurlijk vormen wij een mooie paraplu voor alle ontwikkelingen en projecten. Maar wij nemen uiteindelijk niet de besluiten over de rol van waterstof in ons energiesysteem.” Zij vindt dat staatssecretaris Yesilgöz al aan de weg timmert, maar ze wil nog wel wat meer: “Het zou mooi zijn als het nieuwe kabinet hierop een visie verder ontwikkelt en ons volop de ruimte geeft.”
Zie ook de dia's van de presentaties die voor deze sessie zijn gebruikt.
Terugkijken van de hele sessie kan op ons Youtube-kanaal.
-
-
Herkenbaarheid voor en het betrekken van burgers bij het Klimaatakkoord
-
Energie Samen organiseerde de sessie over lokale energieopwekking. Energie Samen heeft meegewerkt aan het Klimaatakkoord van Nederland. Op het onderdeel participatie heeft Energie Samen participatiecoalities voorgesteld die op regionaal niveau de energietransitie met kennis en ervaring ondersteunen.
-
Als we wind- en zonne-energie willen ontwikkelen als primaire energiebron, dan moeten we ook kijken naar hoe lokale coöperaties zeggenschap hebben over de manier waarop deze energie wordt opgewekt (locatie) en ook waarvoor de energie vervolgens gebruikt gaat worden. Het gaat hier om het eigendom van de opgewekte energie.
Het uitgangspunt is dat er eigenaarschap ontstaat over energieprojecten, en daarmee ook draagvlak voor de financiering en de fysieke verandering van de leefomgeving. Daarom staat in het Klimaatakkoord de afspraak dat bij zulke projecten minimaal 50 procent lokaal eigendom moet zijn, als streefwaarde. Bestuurders en lokale partijen worden op deze manier aangezet om met elkaar na te denken over praktische oplossingen voor de energietransitie.
-
Participatie is hiermee een belangrijk ankerpunt binnen het Klimaatakkoord geworden. Er zijn inspanningsverplichtingen gesteld aan projectontwikkelaars om een vorm van participatie te gebruiken en eraan deel te nemen. Gemeenten kunnen financiering krijgen om groepen en belanghebbenden bij elkaar te krijgen voor de participatiecoalities. Dit wordt gedaan door onder andere fondsen vanuit de leden van de coöperaties en geld vanuit het Rijk. Energie Samen is één van de partijen die deze fondsen uitgeeft voor participatieprojecten. Door participatie op te nemen in het Klimaatakkoord is er een nieuwe dynamiek ontstaan binnen de sector van lokale coöperaties die aan de slag willen gaan met duurzame energie.
-
-
De wijkaanpak is niet meer heilig
-
De klimaattransitie in gebouwen en woningen zal de geplande emissiereductie in 2030 niet kunnen realiseren. De afspraken uit het Klimaatakkoord uit 2019 zijn niet genoeg, zo zeggen de cijfers uit de Klimaatnota van de overheid en de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dus wemelde het in de sessie ‘Meters maken’ op de Dag van het Klimaatakkoord van de ideeën over een andere aanpak.
-
De originele ‘wijkaanpak’ uit het Klimaatakkoord zegt dat grote reductiewinsten zijn te halen door hele buurten en wijken in één keer van het aardgas af te halen, met een warmtenet of met warmtepompen. Maar dat is duurder gebleken dan aanvankelijk gedacht, en dus waarschijnlijk minder succesvol. Zoals het er nu uitziet stoot de sector in 2030 nog 1,6 miljoen ton CO2 te veel uit. Daar komt dan waarschijnlijk nog een ton bij omdat het EU-klimaatpakket ‘Fit for 55’ om extra inspanningen vraagt.
-
De wijkaanpak staat nog steeds centraal, want gemeentes moeten dit jaar in hun ‘Transitievisie Warmte’ aangeven welke wijken er voor 2030 van het aardgas afgaan. Maar de wijkaanpak behoeft aanvulling. “Er is veel beweging,” zegt Maarten van Poelgeest, die als voorzitter van het Uitvoeringsoverleg gebouwde Omgeving regelmatig over de nieuwe aanpak praat met de partners die het Klimaatakkoord ondertekenden, plus Vereniging Eigen Huis. “We praten over individuele en collectieve benadering van bewoners, over de voorwaarden waaronder een benadering het beste werkt. Bij individuele aanpak is het belangrijk dat je aanhaakt bij de natuurlijke momenten, dat bewoners iets willen verbouwen of hun cv-ketel moeten vervangen. Per wijk willen we op een bepaald moment kunnen zeggen: over acht jaar is er geen aardgas meer in deze wijk. Dan weet iedereen waar die aan toe is. Dat zou helpen om het tempo te verhogen.”
“Duidelijk is wel: er is niet één sleutel die overal werkt. Je moet wijkaanpak en individueel parallel doen,” zegt Van Poelgeest, die dankzij een recente studie van Ecorys ook weet in welke richting de technische oplossingen liggen. “In de dichtbebouwde stedelijke gebieden zullen warmtenetten meestal de beste oplossing zijn. Dat heeft zijn eigen risico’s, bijvoorbeeld voor de investeerder die graag iedereen wil aansluiten op het warmtenet om uit de kosten te komen. En buiten die gebieden zijn isoleren en hybride warmtepompen goede oplossingen.”
-
Kostenreductie blijft uiteraard een belangrijk middel om extra ‘meters te maken’. Door dezelfde types huizen in één keer aan te pakken kunnen de kosten omlaag, maar hoeft niet per se in één wijk. ‘Contingentenaanpak’ is het nieuwe toverwoord: over de grenzen van een wijk, of zelf van een gemeente heen naar vergelijkbare types huizen zoeken en die collectief een aanbod doen.
Maar hoe bereik je die bewoners met zo’n standaard-aanbod? Sten de Wit van TNO ziet graag een nationale aanpak. “Er zijn al heel veel gegevens beschikbaar van die 7,5 woningen in Nederland. Met het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn we al bezig om een tool en een algoritme te ontwikkelen waarmee bedrijven een standaardaanpak kunnen ontwikkelen en contingenten kunnen benaderen.”
-
De contingentenaanpak is ook niet zaligmakend, zegt Jan Willem van de Groep, betrokken bij de oprichting van onder andere Stroomversnelling. “Via digitalisering het aanbod voor contingenten vergelijkbare woningen ontwikkelen kan helpen. Maar ik zie vooral dat er andere vaardigheden nodig zijn dan aannemers nu hebben. Verduurzamen is echt een vak. Ik leid zelf mensen op in dat vak, want techneuten denken vooral in bestekken, en niet in ‘sales’. Als we die verkoopvaardigheid leren, kunnen we veel extra woningen verduurzamen.”
Lieven Andringa van Winst-uit-je-woning begeeft zich precies op die markt. Met zijn bedrijf fungeert hij tussen de aannemerij en de bewoners. Hij biedt totaalpakketten aan bewoners aan, regelt de technische uitvoering, en ontzorgt tegelijk de uitvoerders. “Wij maken de offerte, zorgen voor de handtekening, en uiteindelijk wordt het werk uitgevoerd. Wij zijn zelf geen partij, maar wel intermediair. Dat vraagt op de eerste plaats om vertrouwen: van de bewoners, en van de uitvoerders die wij ondertekende offertes leveren. Met behulp van adressenlijsten proberen wij dus met relatief weinig energie veel mensen te bereiken, in plaats van veel energie in weinig mensen te steken.” Dat levert behoorlijk succes op. Zijn website meldt nu zo’n 145.000 deelnemers. “Mijn klantenbestand verdubbelt elk jaar. Als dat zo doorgaat, zit ik over vijf jaar op drie miljoen woningen!”
-
Opvallend genoeg bestrijdt niemand bij de sessie ‘Meters maken’ dat de sector die extra miljoenen tonnen CO2-emissiereductie kan halen. Maar dan wil Van Poelgeest wel dat het komende nieuwe kabinet een paar voorwaarden gaat invullen. Zijn verlanglijstje: “We hebben een minister nodig die hiervoor in de wind gaat staan, en ook geld beschikbaar stelt om regelingen uit te voeren. We moeten het ook minder vrijblijvend maken, de plichten moeten duidelijker worden geformuleerd. Gaan we de cv-ketel uitfaseren? En tot slot: waar blijft die Warmtewet? Die had er al twee jaar geleden moeten zijn! Die is van cruciaal belang om extra meters te kunnen maken.
-
-
Hoe de chemische industrie zichzelf opnieuw uitvindt
-
De toekomst van de chemische industrie is groen. Daarom werken chemiebedrijven en kennisinstituten samen aan de energie-, materialen- en grondstoffentransitie. De hoogste ambitie: het CO2-probleem oplossen. Lukt het om koolstof om te zetten in bouwstenen voor nieuwe grondstoffen? De deelsessie ‘Groene grondstof, groene chemie; duurzame industrie’ gaf hoop.
-
De chemische industrie is zichzelf opnieuw aan het uitvinden. Het Advanced Research Centre Chemical Building Blocks Consortium (ARC CBBC), het nationale onderzoeksinstituut op het gebied van groene chemie, speelt daarin een grote rol, door jonge wetenschappers en industriële partners bij elkaar te brengen in ambitieuze onderzoeksprojecten.
Drie teams presenteerden tijdens de deelsessie staaltjes van hoopgevend onderzoek. Tot trots van de twee panelleden Manon Bloemer, directeur VNCI, en Bert Weckhuysen, wetenschappelijk directeur ARC CBBC. Beiden benadrukten het belang van samenwerking tussen chemische bedrijven en universiteiten om tot doorbraaktechnologieën te komen. Doorbraken op het gebied van CO2-emissiereductie voor de sector zelf én doorbraken op het gebied van de grondstoffentransitie.
-
De holy grail is: koolstof omzetten naar bouwstenen voor nieuwe grondstoffen. Daarmee zou het CO2-probleem definitief kunnen worden opgelost. Hiervoor moeten wel enkele randvoorwaarden worden vervuld, zo bleek tijdens de deelsessie, ook uit de reacties uit de zaal.
De eerste is de beschikbaarheid van een groene energie-infrastructuur. De omzetting van CO2 naar bouwstenen voor grondstoffen kost enorm veel energie. Die energie moet ook duurzaam zijn. Dat is een opgave op zichzelf, waar de chemiesector inmiddels ook hard aan werkt. De tweede voorwaarde is dat de overheid de normen en kaders stelt om de overstap van fossiel naar groen te stimuleren. Daar is niet alleen aanpassing van de wetgeving, maar ook nieuwe wetgeving voor nodig, en wel op Europees niveau. De derde voorwaarde is dat er voldoende durfkapitaal beschikbaar is om opschaling van innovaties mogelijk te maken. Daar ligt zowel een taak voor de overheid als voor bedrijven. De vierde voorwaarde is dat er voldoende biomassa beschikbaar is, nu steeds meer sectoren hernieuwbare grondstoffen nodig hebben. De winning van deze grondstoffen mag niet concurreren met de voedselketen of schade toebrengen aan de biodiversiteit. Daar liggen voor de landbouwsector zowel kansen als uitdagingen.
-
George Hermens, promovendus ARC CBBC en Universiteit Groningen, en Keimpe van den Berg, senior onderzoeker bij AkzoNobel, gaven de eerste presentatie. Zij werken samen aan een onderzoek naar verf en coatings gemaakt uit biogrondstoffen. Dit onderzoek is erop gericht om vanuit biomassa een butenolide te genereren: een molecuul dat lijkt op de huidige bouwstenen (acrylaten) uit de coatingindustrie. Deze butenolides worden op een duurzame manier met behulp van zuurstof, licht en een kleurstof gemaakt en zijn de basis voor het polymerisatieproces dat nodig is om een coating te maken. Die coating moet dan natuurlijk minimaal dezelfde kwaliteit hebben als een coating geproduceerd uit olie en moet schaalbaar zijn, dat wil zeggen: op grote schaal geproduceerd kunnen worden.
De eerste resultaten van het onderzoek zijn veelbelovend. De coatings ontwikkeld op basis van biomassa blijken een even hoge kwaliteit te hebben als ‘traditionele’ coatings, gemaakt op basis van olie. De volgende stap is het opschalen van deze innovatie.
-
Matteo Monai, ARC CBBC tenure track assistant professor, Universiteit Utrecht, en Esther Groeneveld, research chemist bij BASF, presenteerden vervolgens een onderzoek naar de omzetting (katalyse) van CO2 in bruikbare chemische bouwstenen. Die bouwstenen worden gebruikt voor processen zoals het opslaan van duurzame energie uit wind- of zonne-energie. Dit onderzoek draagt niet alleen bij aan het terugdringen van de CO2-uitstoot, maar kan het ook mogelijk maken om rechtstreeks uit CO2 basischemicaliën te maken. Als dat lukt, helpt het de CO2-uitstoot aan te pakken en de chemische industrie circulair en duurzamer te maken.
-
Akansha Goyal, promovenda ARC CBBC en Universiteit Leiden, doet samen met Ben Rowley, onderzoeker bij Shell, eveneens onderzoek naar de mogelijkheden om CO2 om te zetten naar belangrijke bouwstenen voor grondstoffen. Zij doen dat met behulp van elektrochemie. Het onderzoek richt zich op het gebruik van hernieuwbare electriciteit om schadelijke CO2 om te zetten in brandstoffen en andere nuttige chemicaliën. Zo speelt elektrochemie/katalyse een belangrijke rol bij de omzetting van hernieuwbare energie naar waterstof.
-
-
Landbouw heeft sleutelrol voor groene chemie
-
De landbouwsector heeft een sleutelrol in een klimaatneutrale en circulaire toekomst. Want de vergroening van de chemie en de bouw begint met groene grondstoffen. Kan de landbouw die gaan leveren? Tijdens de deelsessie (deel I en deel II) ‘Groene grondstof, groene chemie; landbouw als producent’ kwamen de knelpunten en oplossingsrichtingen op tafel.
-
Dorette Corbey, voorzitter van de stuurgroep Nationale Routekaart Biogrondstoffen trapt af. De stuurgroep heeft op verzoek van de Klimaatakkoord-tafels de grondstoffen- en reststromen in kaart gebracht die als grondstof kunnen dienen, niet alleen voor de voedselsector en de energiesector, maar ook voor de bouw en de chemie. Volgens de stuurgroep is het mogelijk is om in 2030 10 miljoen ton extra biogrondstoffen te maken, bovenop de 30 miljoen ton die op dit moment beschikbaar is voor voedsel, veevoer, materialen en energie. Dit is mogelijk door in te zetten op efficiëntere teeltmethodes, efficiënter gebruik van bestaande biogrondstofstromen en een betere benutting van reststromen.
Hier liggen dus kansen voor de landbouw als producent en voor de chemie en bouw als gebruikers van groene grondstoffen. Dit wordt bevestigd door de experts Berien Elbertsen, onderzoeker verandering landgebruik van de Wageningen Universiteit, en Jaap van de Linde, consultant biobased economy bij Agrodome.
-
In de praktijk zijn er echter nog wel wat hobbels te nemen, blijkt uit de verhalen van Marcel Wubbolts, chief science & sustainability officer van Corbion, Bertram de Crom, corporate manager environmental affairs van Cosun en Tom van Aken, ceo van Avantium.
Zo maakt chemiebedrijf Corbion PLA-bioplastics op basis van melkzuur. Dat bioplastic is geschikt voor bijvoorbeeld koffiecups en drankflesjes. Chemiebedrijf Cosun Beet Company gebruikt elk onderdeel van de suikerbiet om voeding, diervoeding, eiwit, biobased huishoudsartikelen en stoffen voor cosmetica te maken. Maar beide chemiebedrijven worstelen met de eisen rond CO2-emissiereductie.
De berekeningen van de uitstoot gaan alleen over de energie die wordt verbruikt in het productieproces, en niet over de grondstoffen. De inzet van biogrondstoffen levert CO2-winst op en zelfs negatieve CO2-emissie verderop in de keten. Maar in de huidige systematiek scoort een fabriek die fossiele grondstoffen gebruikt en daardoor minder energie verbruikt in het productieproces, beter dan een fabriek die duurzame biogrondstoffen gebruikt en meer energie gebruikt. Dat is bepaald geen stimulans voor de transitie naar biogrondstoffen. Dat is een belemmering die op Europees niveau moet worden opgelost.
-
Bouwbedrijf Ballast Nedam loopt er tegengaan dat er veel onzekerheden zijn als het gaat om biobased bouwmaterialen. Die onzekerheden betreffen zowel de beschikbaarheid van materiaal als de kwaliteit. Bouwers moeten voldoen aan de eisen van ontwikkelaars en architecten. Als biogrondstoffen niet gecertificeerd zijn, mogen bouwers ze niet toepassen.
-
Chemiebedrijf Avantium worstelt nog met een ander probleem. Het bedrijf heeft inmiddels grote stappen gezet in de ontwikkeling van bioplastics voor verpakkingen, en is nu dringend op zoek naar financieringsmogelijkheden om de productie op te kunnen schalen. Het blijkt echter ontzettend moeilijk om een baanbrekende innovatie naar de markt te brengen. Er zijn grote investeringen voor nodig, die pas op lange termijn gaan renderen. Daar moet volgens ceo Tom van Aken een oplossing voor komen. Hij haalt daarbij het Amerikaanse voorbeeld van durfkapitaal aan. Het is niet dat de Groenfondsen en andere geïnteresseerde partijen niet willen investeren, maar ze hebben zekerheid nodig. Die zekerheid kan alleen worden geboden als de overheid eisen gaat stellen en met normeringen komt op het gebied van verpakkingen. Zo’n normering geeft de zekerheid voor de toekomst die financiers nodig hebben om langjarige investeringen te kunnen doen.
-
De landbouwsector is zeer geïnteresseerd in mogelijkheden voor biogrondstoffen, zo blijkt uit de reacties uit de zaal. Boeren zien de noodzaak toenemen om duurzame landbouw te bedrijven en zoeken nieuwe businessmogelijkheden: nieuwe gewassen en nieuwe afzetmarkten. Maar ze willen wel beloond worden als zij hun bedrijfsvoering omgooien om gewassen te telen die CO2 vastleggen en als biogrondstof kunnen dienen. En ze willen vroegtijdig samen met sectoren om tafel om te bekijken waar en hoe nieuwe ketens kunnen worden gevormd.
Die samenwerking levert aan beide kanten winst op. Sectoren als chemie en bouw krijgen meer zekerheid over het aanbod van biogrondstoffen, boeren meer zekerheid over de vraag naar de biostoffen die zij leveren.
-
De discussies leverden concrete acties op waarmee de aanwezigen aan de slag gaan om de bio-economie van de grond te krijgen. Zo gaat VNCI verder met het opzetten van een register om koolstof die is opgeslagen in grondstoffen bij te houden en te belonen. Bedrijven gaan pleiten voor een normering voor het aandeel biogrondstoffen in producten. Avantium, Ballast-Nedam, Corbion en Cosun kondigden opschalingsplannen aan voor biobased chemie en duurzame bouw. Dit alles met oog voor het verdienvermogen van de landbouw, betere benutting van reststromen en met behoud van bodemkwaliteit en biodiversiteit.
-
-
De CO2-monitor om duurzame energieopwek inzichtelijk te maken
-
Hoe kunnen we zo goed mogelijk in de energietransitie markt- en overheidpartijen helpen om inzichtelijk te maken welke opbrengsten er gekoppeld zijn aan duurzame energieprojecten? Deze vraag stond centraal bij de sessie over de CO2-monitor tijdens de Dag van het Klimaatakkoord. Energieopwek.nl geeft actueel inzicht in de opwek van duurzame energie. Deze tool is onder andere door de Hanzehogeschool ontwikkeld om specifieke informatie over de opwek publiekelijk beschikbaar te stellen. In tegenstelling tot de data die Tennet beschikbaar stelt, heeft Energieopwek.nl ook de gasmix en CO2-emissies van Nederland toegepast in een zogenoemde CO2-monitor. Het complete energiesysteem van Nederland wordt door de CO2-monitor in kaart gebracht.
-
Dit hulpmiddel helpt beleidsmakers om duurzame keuzes te maken. Beleidsmakers kunnen per energiebron de CO2-uitstoot bekijken en gebruiken voor de onderbouwing van projecten. In de toekomst kan er hiermee nauwkeuriger gemeten worden hoeveel CO2-uitstoot er gereduceerd wordt als er een duurzamer alternatief, met minder CO2-uitstoot in de plaats komt van een meer fossiele manier van energie-opwek. Alle CO2-emissies van Nederland worden gemeten: de opwek van elektriciteit en het gasverbruik. Dit wordt vervolgens gerelateerd aan de reductiedoelstellingen van Nederland. Hierin is vooral de stroommix (opgewekte elektriciteit) interessant. In het verloop van de opgewekte elektriciteit kun je namelijk goed de fluctuatie zien van de CO2-uitstoot. Dit komt doordat er steeds meer met duurzame energiebronnen (wind en zon) elektriciteit wordt opgewekt, en deze opwek niet constant is, door weersafhankelijkheid.
Door bepaalde opweksystemen en warmteafgiftesystemen toe te voegen of weg te klikken in de CO2-monitor, kunnen beleidsmakers ‘voorspellen’ en analyseren wat het effect zal zijn op de totale CO2-emissie binnen Nederland. In de toekomst willen de ontwikkelaars van de CO2-monitor dat de data door iedereen te downloaden zijn. Dit zorgt ervoor dat beleidskeuzes transparanter worden en burgers, maar ook steeds meer marktpartijen beter kunnen meedenken met de overheid.
Bekijk de volledige sessie terug op ons Youtube-kanaal.
-