De SDE+ is op dit moment het belangrijkste instrument voor de stimulering van de productie van hernieuwbare energie. Dit subsidie-instrument bevat een aantal kenmerken waardoor de regeling volgens internationale maatstaven goed functioneert. Het gaat dan om de kenmerken van techniekneutraliteit, onderlinge concurrentie en meerjarige zekerheid voor investeerders.
Conform het Regeerakkoord wordt de SDE+ verbreed naar de SDE++, zodat naast duurzame energie ook CO2-reducerende technieken in aanmerking komen voor subsidie. Dit geldt in principe ook voor andere broeikasgassen dan CO2, zoals methaan. Hierbij worden de goede elementen van de SDE+ behouden en wordt het mogelijk om kostenefficiënt de klimaatopgave in 2030 te halen.
Dit betekent niet dat elke techniek in aanmerking komt voor de SDE++. Het kan zo zijn dat een techniek überhaupt niet via subsidieverlening gestimuleerd hoeft te worden, omdat deze al op een rendabele manier geëxploiteerd kan worden of dat het meer voor de hand ligt de techniek te ontsluiten via een geheel ander instrument (o.a. beprijzen, normeren of verplichten). Doelmatigheid en schaarste van te verstrekken subsidiemiddelen maken dat subsidiëring in principe als last resort moeten gelden..
Bij de SDE++ staan het doel van 49% CO2-reductie in 2030 en kosteneffectiviteit om dit doel te bereiken centraal. De SDE++ richt zich daarom op emissiereductie op Nederlands grondgebied. De SDE++ zal de uitrol van marktrijpe en relatief grootschalige CO2-reducerende technieken stimuleren door de onrendabele top van deze technieken af te dekken door middel van een exploitatiesubsidie.
Lees verder in het Klimaatakkoord, hoofdstuk Uitgangspunten uitwerking Verbreding SDE+.